Cijfers deportaties, overlevenden enz. WOII

 

Benadrukt moet worden betreffende cijfers een zeer vage en enigszins arbitraire schatting is.

 

Gedurende de Duitse bezetting zijn ongeveer 110.000 Joodse Nederlanders en Joodse vluchtelingen weggevoerd. Hiervoor gebruikten de Duitsers kamp Westerbork in de provincie Drenthe. Dit kamp was in 1939 als Centraal Vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte Joden in gebruik genomen. In 1942 werd het een Durchgangslager, een tijdelijke verblijfplaats voor in Nederland levende Joden. Ook 245 Sinti en Roma werden van hieruit naar concentratie- en vernietigingskampen gedeporteerd. Bijna iedere week vertrok een trein naar het oosten; in totaal 93 transporten. Slechts circa 5.000 à 5.500 Joodse gedeporteerden overleefden de oorlog.

 

Meer dan 100 treinen vertrokken vanuit kamp Westerbork richting de kampen in Oost en Midden-Europa. Op 15 en 16 juli 1942 werden de eerste gevangenen naar Auschwitz gedeporteerd. 2.030 Joden, onder wie een aantal weeskinderen. Het begin van een lange rij slachtoffers. In de eerste maanden vertrok de trein twee keer per week: op maandag en vrijdag. In 1943 was meestal dinsdag de dag van het transport. Voorafgaand aan elk transport werden de gevangenen geselecteerd die mee moesten. De selectie was een zaak van de kampcommandant en die liet de aanwijzing graag over aan de Joodse medewerkers van de kampadministratie.


De aantallen werden in Berlijn bepaald. Daar heerste Adolf Eichmann als hoofd van afdeling IV B 4 van het Reichssicherheitshauptamt. Hij regelde de deportatie van miljoenen Joden en gaf de SD in Den Haag opdracht om uit ons land het gewenste aantal Joden af te voeren. Hier regelde Sturmbannführer Zöpf de zaken met Westerbork. Per telex of telefoon liet hij kampcommandant Gemmeker weten hoeveel Joden er met het eerstvolgende transport weggevoerd moesten worden. Tot aan de fatale dag bleef het onzeker wie weg moest. Per barak werd vanaf 1943 bekend gemaakt wie zich reisvaardig moest maken. Wie zijn naam hoorde afroepen wist wat hem te doen stond. Men pakte de bezittingen in dezelfde koffer, rugzak of plunjezak waarmee men naar kamp Westerbork was afgereisd. Dan naar de Boulevard des Misères, de hoofdweg van het kamp waarlangs de spoorlijn was gelegen, waar de lange trein klaarstond. Voor diegenen die gingen was aan een wurgende spanning een treurig einde gekomen. Voor de gezinnen die uit elkaar werden gehaald volgde een onzeker afscheid.


De SS'ers hoefden alleen maar toe te kijken. Ook Gemmeker zag iedere keer weer tot zijn genoegen hoe voortreffelijk het Westerborkse systeem werkte. Hij had alles tot in de puntjes laten voorbereiden. Als de groep erg groot was, wisten de leden van de Fliegende Kolonne wat hen te doen stond. Zij hielpen de laatste in de rij met instappen en duwden net zo lang tot iedereen met bagage en al binnen was. Dan deden zij de schuifdeuren dicht. Snel werd iedereen geteld. Dat aantal werd door een van beide raampjes in de wagon doorgegeven. De man van de OD kalkte dat dan groot op de buitenkant, zodat bij aankomst snel kon worden vastgesteld of iedereen er nog was. Kans om te vluchten was er nauwelijks. De wagons zaten, op de twee kleine getraliede ramen na, potdicht. Na een langgerekte fluittoon zette de trein zich schokkend in beweging. Via Hooghalen, Assen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Winschoten en Nieuweschans verlieten de meeste treinen Nederland.


De gevangen van kamp Westerbork leefden van transport tot transport. Dat duurde tot 13 september 1944. Toen vertrok de laatste grote trein met 279 personen naar Bergen-Belsen. Daaronder waren 77 kinderen die op hun onderduikadressen gepakt waren. Bijna 107.000 Joden zijn, grotendeels via Westerbork naar ‘het Oosten’ weggevoerd. Daarnaast 247 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsstrijders. De meeste treinen reden naar Auschwitz. Andere transporten hadden Sobibor, Theresienstadt en Bergen-Belsen als bestemming. Een veel kleiner aantal ging naar de kampen Buchenwald en Ravensbrück. In totaal keerden slechts 5.000 mensen terug.

 

 

Een gemiddeld transport vervoerde vaak wel 1000 mensen in één trein. Veel gevangenen stierven tijdens de reis wegens de slechte omstandigheden. Ontsnappen was bijna onmogelijk: de wagons werden vanaf de buitenkant afgesloten. Als gedeporteerden dit toch probeerden, werden ze door de treinbewakers neergeschoten.

 

 

Vanuit Kamp Westerbork volgende cijfers voor deportaties:

Naar Auschwitz werden meer dan 60.000 mensen gedeporteerd, van wie er minder dan 900 overleefden. Naar Sobibor werden 34.313 personen gedeporteerd, van wie er slechts 18 overleefden. Naar Theresienstadt werden bijna 5.000 Joden gedeporteerd; 3.000 van hen werden later doorgestuurd naar Auschwitz. Zij zijn bijna allen vermoord. In Theresienstadt kwamen in het getto meer dan 175 Nederlandse Joden om. Van de 3.751 naar Bergen-Belsen gedeporteerden overleefden er ongeveer 2.000. Er waren nog enkele andere Duitse kampen waar vanuit Westerbork Joden naar zijn getransporteerd, maar die transporten betroffen veel kleinere aantallen. Volgens het Herinneringscentrum keerden in totaal slechts circa 5.000 Joden die vanuit Westerbork waren gedeporteerd terug.

 

 

  • Uit Nederland naar Mauthausen (1941 en 1942): ca. 1750 gedeporteerden, 1 overlevende
  • Uit Nederland naar andere concentratiekampen in Duitsland (1940-1942): ca. 100 (?) gedeporteerden, ? overlevenden
  • Uit gevangenissen in Duitsland naar concentratiekampen in Duitsland (1940-1942): ca. 100 (?) gedeporteerden, ? overlevenden
  • Uit België en Frankrijk naar Auschwitz (1942-1944): ca. 2.000 (?) gedeporteerden,  ca. 100 (?) overlevenden
  • Uit Westerbork naar Kosel (28 aug.- 8 dec. 1942): ca. 3.450 gedeporteerden, 181 overlevenden
  • Uit Westerbork en Apeldoorn naar Auschwitz (15 juli 1942-23 febr. 1942): 42.945 gedeporteerden, 84 overlevenden
  • Uit Westerbork naar Sobibor (maart-juli 1943): 34.313 gedeporteerden, 19 overlevenden
  • Uit Westerbork naar Auschwitz (24 aug. 1943-3 sept. 1944): 11.985 gedeporteerden, 588 overlevenden
  • Uit Vught naar Auschwitz (15 nov. 1943, 3 juni 1944): 1. 646 gedeporteerden, 198 overlevenden
  • Uit Amsterdam en Westerbork naar Theresienstadt (1943-1944): 4.894 gedeporteerden, ca. 1.980 overlevenden
  • Uit Westerbork naar Buchenwald en Ravensbrück (okt. 1943): 150 gedeporteerden, ? overlevenden
  • Uit Westerbork naar Bergen-Belsen (1944):  3.751 gedeporteerden, ca. 2.050 overlevenden

 

Ruim 5.200 overlevenden kwamen terug. 

 

Hoeveel kinderen er in totaal onder de overlevende gedeporteerden waren is niet bekend. Men meldt dat in Nederland maar vier- tot zesduizend joodse kinderen de oorlog hebben overleefd. Deze getallen doen vermoeden dat waarschijnlijk niet meer dan enkele honderden kinderen de deportatie hebben overleefd. Benadrukt moet worden dat dit een zeer vage en enigszins arbitraire schatting is.

Nog andere groepen joden hebben de oorlog overleefd: circa 16.000 onderduikers, circa 10.000 gemengd-gehuwden, circa 3.000 personen die door de Duitser Calmeyer als ‘Halfjoden’ waren aanvaard, circa 1.100 niet-gemengd-gehuwde protestantse joden, circa 3.000 die erin geslaagd waren naar Zwitserland of elders te vluchten, en tenslotte circa 900 joden die zich ten tijde van de bevrijding in kamp Westerbork bevonden. Het aantal joden dat zich enige tijd na de bevrijding, toen de repatriëring ten einde was, in Nederland bevond, kan niet veel minder zijn geweest dan circa 36.000. 

 

 

In de Tweede Wereldoorlog hebben ruim 100 gedwongen Jodentransporten vanuit Nederland plaatsgevonden naar de concentratie- en vernietigingskampen Auschwitz, Sobibór, Bergen-Belsen, Theresienstadt en Mauthausen.

 

Jodentransporten vanuit Nederland via Alkmaar

Het grootste deel van deze transporten verliep per trein vanaf 15 juli 1942 via doorgangs-kamp Westerbork, geregeld met duizenden joden tegelijk.
Maar een jaar eerder zijn er al meerdere transporten vanuit andere plaatsen in Nederland vertrokken naar het oosten, waaronder Alkmaar (27.02.41, van Kamp Schoorl) overige data zie de lijst hiernaast, Enschede (16.09.41) en Arnhem (09.10.41).
Later volgden ook enkele speciale transporten uit Apeldoorn (22.01.43), Amsterdam (12.04.43 en 26.05.43) en Vught (15.11.43 en 03.06.44) direct naar vernietigingskampen.


Lopend van huis naar de trein richting Amsterdam en daarna Westerbork

De transporten vanuit Alkmaar waren de eerste joodse transporten van Nederland en vervoerden gevangen die uit Kamp Schoorl kwamen. Dit waren (voornamelijk) joodse mannen die waren opgepakt tijdens razzia’s in Amsterdam (22 en 23 februari ’41, met tot gevolg de Februaristaking) en in Den Haag (11 juni ’41). Ze werden eerst naar kamp Schoorl vervoerd en daarna verder naar Oost-Europa: het betrof drie grote transporten, direct -of eerst via Buchenwald- naar Mauthausen. (1) Er zijn met deze drie transporten 1008 Joodse mensen gedeporteerd.
Medio 1942 begonnen pas de transporten vanuit Westerbork (16 juli 1942) en betrof het (alle) joodse Nederlanders. Aanvankelijk bestonden deze transporten vooral uit jongemannen die onder het mom van arbeidsinzet werden gedeporteerd, latere transporten bestonden ook uit vrouwen en kinderen. Tot slot werden ook bewoners van bejaarden-tehuizen, weeshuizen en andere zorginstellingen op transport gezet.

 

Bestemmingen van de deportaties

 

De ‘werkverruiming was een verhullende term voor het werkelijke doel van de deportaties: het zich dood laten werken van hen die gezond genoeg waren om te werken en het vermoorden van alle anderen. Minstens 102.000 joodse Nederlanders werden vermoord of stierven aan uitputting en ziektes.

 

Auschwitz-Birkenau

Wanneer de nazi’s besloten om alle Europese joden te vermoorden, nadat eerst emigratie het doel was geweest, is niet precies bekend maar het moet ergens in het najaar van 1941 zijn geweest. Na de nodige voorbereidingen, o.a. tijdens de Wannsee conferentie waarbij de logistiek van de massamoord besproken werd, begonnen de deportaties vanuit West-Europa in juli 1942. Het eerste Nederlandse transport vertrok op 16 juli naar Auschwitz. Er zouden nog 64 transporten volgen.

Auschwitz was het doel van de meeste tansporten. Daar waren in het voorjaar van 1942 twee provisorische gaskamers gemaakt in oude boerderijen die op het grondgebied van het nieuwe kamp Birkenau stonden. Dat kamp werd het hoofdtoneel van de massamoord en de meeste Nederlandse joden werden daar vermoord. In 1943 werden in de kamp vier nieuwe gaskamers met crematorium gebouwd waarin 1200 tot 1500 mensen in pasten en 120.000 mensen per maand konden vermoorden en hun stoffelijke overschotten verbranden.

Selecties

Nederlandse joden kwamen aan op een perron dat bij het goederenstation van Oświęcim (Auschwitz) lag. Daar vonden ook de selecties plaats door een van de SS-artsen. Zij stuurden alle ouderen en moeders met jonge kinderen direct naar de gaskamer. Mannen en vrouwen zonder kinderen in de leeftijd van 15 tot 55 werden voor het moment gespaard en werden als Häftling (gevangene) in het kamp geregistreerd. Zij kregen ook het bekende kampnummer op hun arm getatoeëerd. De anderen gingen te voet, of met een vrachtauto naar een van de gaskamers. Daar werden zij vermoord en hun lichamen verbrand. Hun bezittingen werden door andere gevangenen geordend en opgeslagen in een deel van het kamp dat Kanada heette. Deze bezittingen werden naar Duitsland gestuurd.

Gevangenen die moesten werken werden, na een quarantaine periode, bij een werkcommando ingedeeld of naar een van de satelietkampen gestuurd. Het hing van de zwaarte van het werk af hoe lang ze het konden uithouden maar zeker was dat de overlevingskans heel klein was. Bovendien vonden ook in de barakken en op het dagelijks appel selecties plaats, waarbij de zwaksten naar de gaskamers werden gestuurd. Uiteindelijk keerden minder dan 900 joden uit Auschwitz terug naar Nederland.

 

Sobibor

In 1943 reden 19 deporatie treinen uit Westerbork naar Sobibor in plaats van naar Auschwitz. Auschwitz was ‘overbelast’ met de moord op joden van Thessaloniki. Daarna heerste er een tyfusepidemie in het kamp waardoor de SS geen nieuwe transporten wilde opnemen. Sobibor was een van de kampen van de z.g. Aktion Reinhardt, de kampen die waren opgericht om de joden van het Generaalgouvernement (Oost-Polen) en delen van West-Oekraïne te vermoorden. In Sobibor werden geen selecties gedaan, meer dan 99% van de aangekomenen werd direct na aankomst vermoord. Het kamp was dan ook klein, 400 bij 600 meter. De gebieden waar de gaskamers lagen waren strikt gescheiden van de andere delen van het kamp waar de dwangarbeiders zaten, en van het SS kamp. 34.313 Nederlandse joden vonden er de dood in de gaskamers.

 

Er zijn 19 Nederlandse overlevenden bekend van dit kamp. De bekendste is Jules Schelvis, die bij aankomst in het kamp geselecteerd werd voor dwangarbeid in het kamp Dorohucza bij Lublin. Hij was een paar uur in het kamp.

Selma Wijnberg, ook Nederlandse, overleefde de legendarische opstand van Sobibor. Op 14 oktober 1943 ontsnapten het merendeel der gevangenen, 300 man, uit het kamp. De opstand was georganiseerd door Leon Feldhendler en de Russische krijgsgevangene Alexander Petjerski. De meeste ontsnapten werden gedood maar een handvol wist te overleven, waaronder Selma Wijnberg en haar latere echtgenoot, de Poolse jood Chajm Engel. Na de opstand werd het kamp opgeheven en met de grond gelijk gemaakt.

 

Andere kampen

In 1943 en 1944 vertrokken er ook transporten met Nederlandse joden naar de kampen Bergen-Belsen en Theresienstadt, respectievelijk 11 en 7 transporten. Dat waren zogenaamde geprivilegieerde kampen, Vorzugslager, waar joden werden vastgehouden die de Duitsers nog van nut konden zijn. Het ging om joden met immigratie certificaten voor Palestina en ongeveer 1300 joden die nog financiële armslag hadden. Zij gingen naar Bergen-Belsen omdat ze in aanmerking kwamen voor een uitwisseling met Duitsers in geallieerde handen. Vanuit Bergen-Belsen vertrok slechts één uitwisselingstransport naar Palestina, transport 222. De andere gevangenen bleven achter in het zogenaamde Sternlager.

 

Anderen gingen naar Theresienstadt omdat de Duitsers ze om diverse redenen nog wilden achterhouden voor deportatie. Theresienstadt was ook de bestemming voor joden met een 120.000-stempel. Dat was een gewilde vrijstelling voor bestuurders van de Joodse Raad en joden die de Duitsers om andere redenen belangrijk vonden. Daarnaast waren er joden die in de Eerste Wereldoorlog in het Duitse leger hadden gediend. Theresienstadt werd door de Duitsers een ‘modelkamp’ genoemd en was geen concentratiekamp maar een getto. Het werd voor propaganda doeleinden ingezet, onder meer bij de ontvangst van een Rode Kruis-delegatie en er werd een propaganda film gemaakt. Deze werd geregisseerd door de Duitse jood Kurt Gerron, die vanuit Westerbork naar Theresienstadt was gedeporteerd. Maar ook vanuit dit modelkamp vertrokken transporten naar Auschwitz. Bovendien waren de levensomstandigheden slecht in het overbevolkte getto, er leefden 50.000 mensen en van de in totaal 140.000 gevangenen stierven er 35.000 van de honger en aan ziektes. Dat gezegd hebbende was er nog een aantal aspecten van enigszins normaal leven mogelijk in het getto. Er werd clandestien onderwijs gegeven aan kinderen, er was ruimte voor cultuur en er was een beperkte mate van joods zelfbestuur: een ouderenraad ofwel Judenrat.

 

Kamp Schoorl

Het kamp werd in eerste instantie gebruikt voor de internering van buitenlanders die ten tijde van de Duitse machtsovername in Nederland verbleven. Vervolgens werd het kamp gebruikt als doorvoerkamp voor bijna 425 Joden uit Amsterdam die op 22 en 23 februari 1941 bij de razzia in de Jodenbuurt waren opgepakt. Vanuit Schoorl werden in totaal 649 Joden naar Buchenwald en van daar naar Mauthausen getransporteerd. Van deze 649 overleefden slechts twee de oorlog.

Later kwamen daar communisten bij, die door de Nederlandse politie gearresteerd waren. Zij stonden op lijsten die door de lokale politie-inlichtingendiensten voor de oorlog aangelegd waren; ze werden op 25 en 26 juni 1941 gearresteerd naar aanleiding van de Duitse inval in de Sovjet-Unie. De Duitsers hadden aantallen te arresteren communisten opgegeven, de politie maakte een keuze wie gearresteerd moest worden en arresteerde vaak meer mensen dan waar de Duitsers om gevraagd hadden. Bijna alle communisten zijn in Neuengamme terechtgekomen en de meesten om het leven gekomen door vergassing in Bernburg, medische experimenten met tuberculose, uitputting in concentratiekampen of bij de ondergang van de Cap Arcona.

Begin maart 1941 werden bijna tweehonderd jonge mannen uit Sommelsdijk een maand in Kamp Schoorl geïnterneerd wegens belediging van het Duitse leger en de Nederlandse politie. In mei werden circa 300 Nederlandse luchtmachtofficieren geïnterneerd op verdenking van hulpverlening aan collega's die met een Fokker G.I-jachtkruiser waren ontsnapt naar het Verenigd Koninkrijk.[bron?]

In juni werden 100 antirevolutionairen in Kamp Schoorl opgesloten, en 600 communisten tot begin augustus toen zij werden overgebracht naar Kamp Amersfoort. Op 18 augustus 1941 werd een groep van bijna tweehonderd preventief gearresteerde communisten eveneens naar Kamp Amersfoort overgebracht, en daarna werden nog 250 gevangenen naar Kamp Amersfoort overgebracht. De 25 vrouwen onder de gevangenen werden via Amsterdam naar Ravensbrück gestuurd.