Ravensbruck

Ravensbrück was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een concentratiekamp voor vrouwen, in de buurt van Fürstenberg/Havel, vijfentachtig kilometer ten noorden van Berlijn. Op de officiële Duitse lijst van concentratiekampen heeft Ravensbrück nummer 1202.

 

Tussen 1939 en 1945 werden 132.000 vrouwen en kinderen, 20.000 mannen en 1000 vrouwelijke tieners als gevangene geregistreerd. De gevangenen, onder wie Roma, Sinti, politieke gevangenen, verzetsstrijders en Joden, kwamen uit veertig landen. Er werden negenhonderd Nederlandse vrouwen gevangen gehouden, onder wie vijfenzeventig met een Joodse achtergrond. De vrouwen werden ingezet als dwangarbeider.

Tussen de 20.000 en 30.000 gevangenen zijn daarbij omgekomen. Andere bronnen spreken van 90.000 tot 92.000 slachtoffers. Zij kwamen om door executies, honger of ziekte of als gevolg van medische experimenten.

 

Ravensbrück werd in de herfst van 1938 gebouwd door gedetineerden uit het concentratiekamp Sachsenhausen. Bij aanvang bestond het kamp uit veertien barakken voor gevangenen, twee barakken voor zieken, een barak voor de keuken en sanitaire voorzieningen en een extra strenge gevangenis met tachtig cellen. Daarmee was het kamp 'geschikt' voor drieduizend gevangenen. Rond het kamp stond een vier meter hoge stenen muur, afgezet met prikkeldraad dat onder hoogspanning stond. De gevangenen bouwden ook ruime villa's voor de bewakers vlak bij het kamp. Op 15 mei 1939 kwamen de eerste duizend vrouwen uit concentratiekamp Lichtenburg in het kamp aan.

 

De bevolking van het kamp groeide snel, Ravensbrück werd dan ook vier keer uitgebreid. Deze uitbreidingen werden gebouwd door de vrouwelijke gevangenen. Aan het einde van 1941 telde Ravensbrück 12.000 gevangenen, in 1942 15.000 en in 1943 42.000. In 1941 werd het kamp uitgebreid met afdelingen voor mannen, in 1942 met een afdeling voor heropvoeding van tienermeisjes, het jeugdkamp Uckermark. Uckermark lag achter het industrieterrein, ruim een kilometer buiten het hoofdkamp.

 

Siemens vestigde twintig fabrieken rond Ravensbrück en had negen eigen barakken met gevangenen die dwangarbeid verrichtten. De gevangenen moesten iedere dag om vier uur opstaan om vervolgens twaalf uur lang te werken. Alleen op zondag waren zij vrij van deze arbeid. De gevangenen maakten ook uniformen en schoeisel voor de SS, werkten in de landbouw, de wapenindustrie of aan de uitbreiding en onderhoud van het kamp. Vrouwen die te zwak waren om te werken, werden om het leven gebracht of gebruikt voor medische experimenten.

 

Om het leven brengen deden de nazi's ter plaatse met de kogel of een dodelijke injectie, door ophanging, vergassing in de gaskamers van Uckermark of ze voerden de vrouwen af om vergast te worden in Majdanek of Auschwitz. In het kader van de moordactie "14 f 13" werden vooral Joodse vrouwen vermoord. In oktober 1942 liet de commandant van Ravensbrück zijn meerderen weten dat het “kamp eindelijk vrij is van Joden”.In 1944 werden gaskamers gebouwd om de overbevolking van het kamp het hoofd te bieden. De totale populatie was op dat moment 80.000. In de gaskamers liet de SS circa zesduizend vrouwen vergassen.

Vanaf 1944 arriveerden er steeds meer politieke gevangenen en verzetsstrijders. Hun aantal nam sterk toe na de aanslag op Hitler op 20 juli 1944. Personen waarvan de nazi's vermoedden dat ze iets te maken hadden met de aanslag, werden in Ravensbrück gevangengezet in een speciaal gevangenenblok en waren het slachtoffer van wrede martelingen.

 

Overlevenden getuigden na de oorlog over de ontberingen en de extreem wrede behandeling in Ravensbrück. Verreweg de meeste bewakers waren vrouwelijke SS'ers die in het kamp zelf werden opgeleid. Ravensbrück telde 3500 van deze vrouwelijke bewakers, die zich veelal aanmeldden omdat ze werkloos en slecht opgeleid waren. Mishandeling was aan de orde van de dag. De gevangenen stonden uren in de kou, kregen zweepslagen of moesten een zware stenen wals rondduwen tot ze erbij neervielen. Ze moesten slapen in barakken die gebouwd waren voor 250 mensen, maar vaak waren er wel 1500 tot 2000 mensen ondergebracht, waardoor ze met drie of vier in een bed of op de grond moesten slapen. Er was ook een strafcellencomplex dat 'de bunker' werd genoemd, waar gevangenen die gestraft werden, werden opgesloten onder zeer wrede omstandigheden.

 

Er zaten honderden kinderen in Ravensbrück. Veel vrouwen kwamen met kinderen in het kamp aan. In het begin werden de kinderen direct na hun aankomst of direct na hun geboorte gedood. In de latere jaren werden ze niet meer direct gedood, maar door gebrek aan voedsel en de vele ziekten in het kamp overleefden de meeste kinderen het niet. Kinderen die niet direct stierven, moesten net als hun moeders dwangarbeid verrichten. De in Ravensbrück geboren baby's werden van hun moeder gescheiden en verdronken of achtergelaten in een lege kamer waar ze door uitdroging stierven.

Er zijn veel getuigenissen van overlevenden die vertellen dat kinderen levend in de ovens werden gegooid, levend werden begraven, vergiftigd, gewurgd of verdronken. Kinderen werden ook gebruikt voor medische experimenten. De SS deinsde er niet voor terug kinderen en baby's te vergassen. Zo werden in maart 1945 nog honderddertig baby's en zwangere vrouwen vergast.

 

Wegens het oprukken van het Rode Leger besloot de SS eind maart 1945 de archieven van het kamp te verplaatsen of te vernietigen. Begin april 1945 arriveerden het Zweedse en Deense Rode Kruis. Tussen 5 en 8 april konden driehonderd Franse vrouwen en alle Scandinavische vrouwen het kamp verlaten. Folke Bernadotte, de vicepresident van het Zweedse Rode Kruis, onderhandelde met Heinrich Himmler en wist uiteindelijk circa 7500 gevangenen over te brengen naar Zwitserland, Denemarken en Zweden, waaronder 200 Nederlandse vrouwen. Meer dan twintigduizend gevangenen bleven achter.

 

Dodenmars

Op 27 en 28 april 1945 voerde de SS alle mannen en vrouwen die nog in staat waren te lopen in noordwestelijke richting tijdens de beruchte dodenmarsen. In het kamp bleven drieduizend zieke en verzwakte vrouwen en driehonderd mannen achter. Toen de dodenmars het Rode Leger naderde, wist een aantal gevangenen te ontsnappen, terwijl de SS'ers andere gevangenen doodschoten. Langs de route lagen duizenden lijken.

 

Op 30 april 1945 werd het kamp door het Sovjetleger bevrijd. Op dezelfde dag vonden en bevrijdden de Russen de overlevenden van de dodenmars. Na de bevrijding was voor velen het leed nog niet geleden; in de weken daarna stierven nog talloze zieken; anderen leden de rest van hun leven onder de gevolgen van hun verblijf in dit kamp.

 

Naschrift

 

Op een tachtigtal kilometer ten noorden van Berlijn, in het plaatsje Ravensbrück, lieten de nazi’s in 1938 een concentratiekamp bouwen. Oorspronkelijk was het bedoeld als interneringscentrum voor vrouwen, maar al spoedig werd het net zoals vele andere kampen een uitroeiingskamp waar naargelang de bronnen tussen de zestig- en meer dan honderdduizend vrouwen, kinderen en later ook mannen de dood vonden.Dodenfabriek Ravensbrück

Max Koegel, commandant van RavensbrückOnder kampcommandant SS-Hauptsturmführer Max Koegel (1895-1946) werden al in 1939 de eerste vrouwelijke gevangenen en kinderen in het concentratiekamp opgesloten. Initieel was het kamp bestemd voor een drieduizendtal gedetineerden, maar hun aantal nam al vlug toe. Een gekleurde stoffen driehoek op de gevangeniskledij verdeelde de gevangenen onder in groepen: geel voor Joden, zwart voor dienstweigeraars, zwakzinnigen en prostituees, bruin voor zigeuners, rood voor politieke tegenstanders van het regime, groen voor criminelen van gemeen recht, violet voor getuigen van Jehova en roze voor homoseksuelen.De leefsituatie in het kamp was door de ontberingen dermate slecht dat heel wat gevangenen door honger, ziekte en zware werkomstandigheden de dood vonden. In 1941 begonnen SS-artsen medische experimenten uit te voeren op zigeunerinnen en Poolse gevangenen. Om het hoofd te bieden aan de toenemende overbevolking van gedetineerden werden enige tijd later gaskamers gebouwd en werd Ravensbrück zo één van de meest beruchte uitroeiingskampen.

De beulsvrouwen van Ravensbrück:

  • Anna Klein (1900-2004) Reeds in september 1939 werd Anna Klein als bewaakster van Ravensbrück gerekruteerd. Vier jaar later, in 1943, zou ze er hoofdbewaakster worden. In het laatste jaar van de oorlog werd ze overgeplaatst naar het concentratiekamp van Oranienburg-Sachsenhausen. Bij de bevrijding van het kamp, in april 1945, werd ze aangehouden. Op haar proces verkreeg ze echter de vrijspraak bij gebrek aan bewijzen van een persoonlijke betrokkenheid bij de misdaden die in het kamp werden begaan…
  • Johanna Langefeld (1900-1974) In 1937 trad Johanna Langefeld toe tot de ‘Nationalsozialistische Deutsche Arbeitterpartei’ (NSDAP). Vrijwel onmiddellijk daarna besloot ze, volgens eigen zeggen uit financiële noodzaak, om als bewaakster in het concentratiekamp van Lichtenburg te gaan werken. In 1939 werd Langefeld overgeplaatst naar Ravensbrück. Daar nam ze actief deel aan het SS-programma om de door honger en ziekte werkonbekwame gevangenen te euthanaseren. Na een periode als bewaakster in het Poolse Auschwitz-Birkenau kreeg ze opnieuw een aanstelling in Ravensbrück. In december 1945 werd ze door Amerikaanse troepen aangehouden en uitgeleverd aan Polen voor haar aandeel in de moorden die in het concentratiekamp van Auschwitz werden gepleegd. Langefeld wist uit de gevangenis te ontsnappen waardoor het nooit tot een proces is gekomen.
  • Elfriede Huth (1922-2015)Huth was een andere SS-kampbewaakster. Met haar speciaal afgerichte herdershond hield ze in Ravensbrück meedogenloos toezicht op de gevangenen. Na de oorlog kon ze aan vervolging ontsnappen door te emigreren naar de Verenigde Staten. Daar huwde ze in 1962 met Fred Rinkel, een Duitse Jood wiens familie in de Holocaust was omgekomen. Jarenlang kon Huth haar duister verleden voor iedereen verborgen houden. Pas na de dood van haar man, in 2004, kwam de waarheid aan het licht. Twee jaar later werd ze, mede onder druk van het ‘Simon Wiesenthal Center’, de VS uitgezet om aan de Duitse autoriteiten overgeleverd te worden. Tot een proces is het ook bij haar echter nooit gekomen. Huth wist te vluchten naar Zwitserland waar ze enkele jaren later overleed.

 

  • Karl Gebhardt (1897-1948), een engel des doods Karl GebhardtIn 1924 studeerde Karl Gebhardt aan de universiteit van München af als geneesheer. Bij de opkomst van het naziregime sloot hij zich aan bij de SS en werd al snel benoemd tot persoonlijke lijfarts van Heinrich Himmler. In Ravensbrück, en later in Auschwitz, ging hij zich op beestachtige wijze te buiten aan medische experimenten en chirurgische ingrepen. Zo amputeerde hij bij verschillende gevangenen nodeloos ledematen in een krankzinnige poging om die nadien bij Duitse soldaten die aan het front een arm of been hadden verloren, terug aan te hechten. Gebhardt werd na de oorlog in Neurenberg ter dood veroordeeld voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

Namenlijst kamppersoneel:

lijst is niet compleet

 

B

  • Erika Bergmann
  • Jane Bernigau
  • Theresa Brandl
  • Luise Brunner

C

  • Carl Clauberg

E

  • Herta Ehlert

F

  • Fritz Fischer (arts)

G

  • Karl Gebhardt
  • Irma Grese

H

  • Elfriede Huth

K

  • Johann Kantschuster
  • Max Koegel

L

  • Hildegard Lächert
  • Elizabeth Lupka

N

  • Hildegard Neumann

O

  • Herta Oberheuser

R

  • Hermine Ryan-Braunsteiner

V

  • Elisabeth Volkenrath

 

Nevenkampen:

Abteroda
Ansbach
Barth/Ostee (Heinkel)
Belzig
Berlin-Oberschöneweide
Berlin-Schönefeld (Heikel)
Borkheid
Bruckentin
Comthurey
Dabelow
Eberswalde
Feldberg
Fürstenberg (Siemens)
Hennigsdorf
Herzebrück
Hohenlychen
Karlshagen
Klutzow-Stargard
Köningsberg-Neumark
Malchow
Neubrandenburg (Siemens)
Neustadt/Glene
Peenemünde
Prenzlau
Rechlin
Retzow
Rostock-Marienhe (Heinkel)
Stargard
Steinhoring
Schwarzenforst
Uckermark
Velten

 

Lijst Nederlandse slachtoffers

 

Jacqueline Louise van der Aa (1920-1945)
Theresia Maria Angevaare (1902-1945)
Anne de Bauffremont-Courtenay (1919-1945)
Sophia Eugenia Maria van Berckel (1889-1944)
Marinus Johannes van Biene (1917-1945)
Catharina Bijker (1919-1944)
Felix Boers (1922-1945)
Elisabeth ten Boom (1885-1944)
Minke Karels Kok (1882-1945)
Willem Hermanus Brizee (1914-1945)
Simon Broertjes (1917-1945)
Clasina Johanna Wilhelmina Burger (1888-1945)
Louise Ursule (Lou) Chambon (1891-1945)
Pieter Jan Roos (1900-1945)
Nn van Eijk (1891-1945)
Catharina Florentina van den Eijnde (1877-1945)
Jan van Wesel (????-????)
Joseph Emmerik (1919-1942)
Frederika Emous (1882-1945)
Maria Madeleine Della Faille d'Huysse (1893-1945)
Annigje Fokker (1891-1945)
Durk Jacobs de Jong (1888-1945)
Christiaan Beusman (1889-1945)
Christiaan van Holthe (1903-1945)
Amalia Elisabeth Adriana Huyssen van Cattendijke (1875-1944)
Maria Gertruda Jochims (1880-1945)
Christiaan Jonkheer van Holthe (1903-1945)
Adriana Kempe (1895-1945)
Theodorus Hubertus Michael van Eck (1895-1945)
Elizabeth Kikkert (1888-1943)
Anna Suzanna Leembruggen (1896-1945)
Adriana Louisa Leijs (1899-1945)
Theodorus van Lienden (1894-1945)
Erna Linz (1901-1945)
Marie Louise Henriette Ghislaine Lippens (1904-1944)
Pieter de Lusenet (1893-1942)
Bramine Eelcoline Meertens (1893-1945)
Evertje (Evelien) de Graaf (1892-1945)
Martha Froukje Mees (1892-1945)
Agnès Chauderon (1882-1945)
Gustava Aloisia Ignatia Sophia Mouwen (1908-1945)
Olga Nagler (1917-1944)
Juliana Catharina van der Noordaa (1878-1945)
Juliana Wilhelmina van der Noordaa (1885-1945)
Juliana Wilhelmina Noordaa, van der (1885-1945)
Juliana Catharina van der Noordaa (1878-1945)
Johanna Wilhelmina Ottevanger (1882-1944)
Hendrik Ouwejan (1903-1945)
Hendrika Pater (1894-1945)
Bertrand Jouvenel des Ursins (1902-1945)
Élisabeth Pelletier de Chambure (1902-1945)
Fokkelina Plet (1895-1945)
Hendrik Berend van de Poel (1921-1945)
Anna Laurentine Maria Therese Isabelle Prinses van Bauffremont-Courtenay (1919-1945)
Maartje Reijne (1896-1942)
Helena Theodora Rietberg (1893-1944)
Jan Nicolaas Andreas Schelling (1913-1945)
Anna Theodora Schuijl (1900-1944)
Josephina Maria Johanna Petronella Simonis (1885-1945)
Hillechiena Hinderika Stutvoet (1900-1945)
Nicoline Catharina Swijgman (1886-1945)
Willem Taapken (1894-1945)
Anna Elisabeth (Annelies) Tholen (1921-1945)
Petronella Johanna Elisabeth Tideman (1915-1945)
Petronela Johanna Elisabet Tideman (1915-1945)
Evertje van de Vechte (1892-1945)
Cornelia Jacoba Vader (1892-1945)
Antonij Leenders (1921-1945)
Hendrik Berend Van De Poel (1921-1945)
Hendrik Vennik (1893-1945)
Celina Ludovica Verdurme (1910-1945)
Wilhelmus Antonius Vonk (1913-1945)
Helena Josina Vos (1895-1945)
Johanna van Weeren (1884-1945)
Johanna van Weeren (1884-1945)
Nico Wierper (1910-1945)
Cornelia van Wijk (1884-1944)
Johannes Josefes van Woezik (1905-1942)
Marchien Kruizinga (1893-1944)
Jannes Wolthuis (1893-1944)
Nikolaas Onno Wolthuis (1893-1944)
Jantje Geertiena Wolthuis (1893-1944)
Eva Cornelia Wortel (1902-1945)
Job van der Zee (1900-1944)