Namenlijst begraafplaats Koorkerk Middelburg
In de Koorkerk te Middelburg bevindt zich een grafmonument van een vorst. Niet alleen in Breda, Delft of Leeuwarden bevinden zich "koningsgraven".
Willem II werd geboren in Leiden, ergens tussen juli 1227 en februari 1228 als zoon van Floris IV en Machteld van Brabant. Hij werd gedoopt in de Pieterskerk te Leiden. Al op zevenjarige leeftijd volgde hij zijn vader op als graaf van Holland en Zeeland. Zijn oom Willem, een broer van zijn vader, kreeg het regentschap, maar kwam kort voor de meerderjarigheid van Willem II op 30 augustus 1238 om het leven bij een toernooi. Een andere oom, Otto, die in 1233 tot bisschop van Utrecht was gekozen, nam het regentschap tot in het najaar van 1239 over. Hierna nam Willem II zelf het bestuur van het graafschap op zich. Willem II behoorde tot het in die tijd machtige kamp van zijn oom, de Brabantse hertog Hendrik II.
Mede dank zij diens steun en die van de Aartsbisschop van Keulen werd hij op 3 oktober 1247 nabij Keulen als tegenkoning gekozen tegenover Frederik II, die in 1245 door de paus was afgezet en geëxcommuniceerd.
Voor zijn kroning kon worden gerealiseerd moest Willem II wel eerst Aken op de aanhangers van Frederik II veroveren. Na een belegering van maar liefst vijf maanden veroverde hij deze kroningsstad en kon hij in 1248 tot Roomskoning worden gekroond. Roomskoning was de titel die gebruikt werd voor een gekozen koning in het Rooms-Duitse rijk tussen 1125 en 1508. Degene die nog niet door de paus tot keizer was gekroond noemde zich Roomskoning. Een keizer in spé dus.
De benoeming van Willem II en de hierop volgende kroning waren niet onomstreden. Pas na de dood van Frederik II, in 1250, kreeg hij de steun van paus Innocentius IV en niet eerder dan in 1252, na zijn huwelijk met de Welfische Elizabeth van Brunswijk, werd hij door de meeste andere vorsten erkend. Wellicht door zijn bemoeienissen met de internationale politiek, kreeg het thuisfront onvoldoende aandacht. De problemen met de Friezen en in Zeeland-bewester-Schelde laaiden weer op. In 1252 wist hij de leenband met Vlaanderen voor Zeeland-bewester-Schelde te ontbinden. In de oorlog die volgde, bracht hij het Vlaamse leger in juli 1253 bij Westkapelle een zware nederlaag toe. In 1254 volgde een wapenstilstand met Vlaanderen.
Willem II was inmiddels een machtig vorst geworden. Zo zeer zelfs, dat de paus hem in Rome uitnodigde om hem tot keizer te laten kronen. Om zich in het bezit te stellen van de kroningsinsignia veroverde Willem in februari 1255 ten zuidwesten van Speyer de burcht Trifels waar deze bewaard werden. Voor zijn kroning tot keizer wilde Willem II echter eerst nog de Westfriezen definitief onderwerpen. Zij waren de oude vijanden die voorbij Alkmaar in de kop van (het huidige) Noord-Holland woonden. West-Friezen en Hollanders, die twee volken gingen destijds niet samen. Overigens werden Hollanders tot 1100 "Friezen" genoemd. De naam Holland en Hollanders als aanduiding voor de bewoners daarvan kwam pas rond 1100 in gebruik. In de tijd van Willem II verkeerden de Hollanders en West-Friezen in een constante strijd. Hij trachtte het conflict met de West-Friezen onder meer te beteugelen door op de invalswegen naar Haarlem, bij Heemskerk en Beverwijk, grote kastelen te bouwen. Het was een tijd van oorlog en in 1255 bracht Willem II de West-Friezen een gevoelige nederlaag toe. Hij vermoedde echter dat de West-Friezen gedurende zijn afwezigheid voor de kroning in Rome Holland binnen zouden vallen. Hij verzamelde daarom een enorm leger om zich heen en vertrok noordwaarts tegen de West-Friezen ten strijde. De overlevering wil dat Willem II op 28 januari 1256 in de buurt van Hoogwoud zijn troepen ver vooruit reed. Op een gegeven moment zakte hij door het ijs en op zijn brullen verschenen een aantal West-Friezen ten tonele. Naar zeggen zonder te weten om wie het precies ging, zagen deze hun kans schoon om de weerloze ruiter te doden. Pas toen ze doorkregen wie hun slachtoffer was beseften ze wat ze aangericht hadden. Daarom begroeven ze het lichaam van Willem onder een haardplaat van een boerderij in Hoogwoud. Daar was het waarschijnlijk in de vergetelheid geraakt als het Floris V niet was gelukt om zijn vader 26 jaar later te wreken en diens verborgen graf terug te vinden.
Dankzij zijn zoon kon Willem II zijn laatste rustplaats vinden in het koor van de Abdijkerk te Middelburg. De stad waarvan hij tijdens zijn regeerperiode de rechten had versterkt zodat deze zich verder kon ontwikkelen tot een sterke stad.
In Holland verleende Willem II de steden Haarlem (1245), Delft en 's-Gravenzande (beide in 1246), en Alkmaar (1254) stadsrecht naar Brabants model. Hij was het ook die Haga koos als plaats voor zijn nieuwe paleis. In een bos aan een duinmeer waar de graven van Holland hun jachthuis hadden, begon Willem II in 1248 aan zijn paleis. De basis dus voor het huidige 's-Gravenhage. Willem II stond ook aan de oorsprong van een van de oudste begraafplaatsen van Nederland: Oud Eik en Duinen. Rond dezelfde tijd dat Willem II aan zijn paleis bouwde liet hij in het gehucht Eik en Duinen een kapel bouwen als bijdrage aan het zielenheil van zijn vader Floris IV. De kapel was gewijd aan Maria en werd in latere eeuwen een belangrijk bedevaartsoord, totdat ze in 1581 op last van de Staten van Holland werd gesloopt. De toren bleef staan en verwerd tot de ruïne die vandaag de dag deel uitmaakt van begraafplaats Oud Eik en Duinen.
Een ander wapenfeit van Willem II was het oprichten van de Hoogheemraadschappen die in onze tijd nog steeds bestaan en de basis hebben gelegd voor het welvarende Holland.
De tijd is voor de laatste rustplaats van deze vorst niet gunstig geweest. Er werd nogal mee gesold, zoals blijkt uit de geschiedenis. In 1325 werd voor het zielenheil van Willem II een kapel gesticht. Meer dan twee eeuwen later werd op last van de toenmalige landvoogdes, Maria van Hongarije, door de abt Floris van Schoonhoven een graftombe opgericht. Deze fraaie tombe werd in 1568 beschadigd bij de brand in de kerk nadat de bliksem was ingeslagen. De machthebbers van die tijd waren zich wel bewust van de betekenis van deze vorst voor Middelburg en vroegen zich dan ook af of er niet een grafmonument moest komen. Het bleef echter bij plannen en na de hervorming was er geen belangstelling meer voor het graf. Door verbouwingen werd het graf zelfs op den duur geheel aan het oog onttrokken en kon men de exacte plaats niet meer vaststellen. In dezelfde jaren dat het grafmonument van de gebroeders Evertsen naar het Abdijcomplex werd overgebracht, werd ook gezocht naar het graf van Willem II. De president van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, mr. N.C. Lambrechtsen van Ritthem, slaagde erin het te vinden. In 1817 vond hij in een nisvormige ruimte in de zuiderzijmuur fragmenten van een grafzerk en het gebeente van een man. Op de zerk was een ridder in maliënkolder te onderscheiden met een schild waarop een klimmende leeuw stond. Aan het voeteinde was een liggende hond afgebeeld terwijl rechts van het hoofd een torenspits zichtbaar was. Van de gevonden resten is destijds een tekening gemaakt door Johannes Hubertus Reijgers die door graveur A.G. Prooijen verwerkt werd tot prent.
In mei 1940 werd Middelburg zwaar gebombardeerd door de Duitsers omdat de troepen in Zeeland nog niet hadden gecapituleerd. De brand die na het bombardement ontstond vernielde grote delen van de stad en ook delen van het Abdijcomplex. De Koorkerk werd zwaar beschadigd en ook het grafmonument van Willem II liep weer schade op. Bij de restauratie van het complex die al tijdens de oorlog begon werd de Koorkerk in ere hersteld en konden ook de resten van het grafmonument weer getoond worden.