Dossin Kazerne
Vanuit de Dossinkazerne werden tussen 1942 en 1944 25.490 Joden en 353 Roma met 28 treintransporten gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau.
De Joden die in België wonen, worden eerst bij elkaar gebracht in de Dossin-kazerne
in Mechelen. Vanaf juli 1942 is de Dossin-Kazerne een verzamelplek voor mensen die volgens de nazi’s niet thuishoren in de maatschappij. Vooral Joden, maar ook andere groepen, zoals Roma
. Het leven is er hard. Er zijn Duitse bewakers maar ook Vlaamse.
Meer dan 25.000 mannen, vrouwen en kinderen worden daar op de trein gezet naar Auschwitz, een kamp in Polen. In Auschwitz vermoorden de nazi’s de meeste Joden meteen met giftig gas. De anderen laten ze werken als slaven. Na de oorlog leven nog maar 1395 van de 25.000 mensen.
Kazerne Dossin is een voormalige Belgische legerkazerne in Mechelen. De kazerne werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter gebruikt als doorgangskamp (SS-Sammellager Mecheln) om Joden en Roma te transporteren naar de concentratiekampen Auschwitz-Birkenau, Buchenwald en (vrouwenkamp) Ravensbrück. Momenteel is de site geïntegreerd in het Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten.
Vanuit dit kamp werden 25.484 Joden en 352 Roma gedeporteerd. Minder dan vijf procent (1.252) keerde terug. Aanvankelijk werden de Joden er verzameld via een tewerkstellingsbevel. Later ging men over op een agressieve aanpak: in Antwerpen en Brussel werden razzia’s gehouden. In de zomer van 1942 werden de meesten gedeporteerd. In honderd dagen verzamelden toen Duitsers en Duits-gewillige Belgische politiemannen 16.873 Joden en Roma van wie er 385 overleefden.
De Dossin-geschiedenis gaat verder terug dan WO II. Het complex werd in 1756 gebouwd in opdracht van Maria Theresia van Oostenrijk. De stad bouwde de kazerne. Het gebouw diende als infanteriekazerne voor 2400 soldaten. Later werd het pand gebruikt voor niet-infanteristen en als opslagruimte. In 1936 kreeg het gebouw de naam Kazerne Dossin, voluit Kazerne Dossin de Saint-Georges, genoemd naar luitenant-generaal Baron Émile Dossin de Saint-Georges.
Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog capituleerde België. Generaal Alexander von Falkenhausen werd aangeduid als militair bevelhebber van België en Noord-Frankrijk. De Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst (Sipo-SD) opende een kamp in het Fort van Breendonk. Kurt Asche, referent Judenangelegenheiten bij de Sicherheitspolizei, was verantwoordelijk voor de Jodenvervolging in de streek.
Tussen oktober 1940 en juni 1942 werd een reeks van Joodse verordeningen uitgevaardigd. Het werd Joden verboden ’s avonds hun huizen te verlaten, Joodse kinderen werden uitgesloten uit scholen en ze werden verplicht de Jodenster te dragen. Daarnaast mochten Joodse ambtenaren, leraren en magistraten hun ambt niet meer uitvoeren en werden Joodse ondernemingen overgedragen aan niet-Joden.
Op 11 juni 1942 gaf Adolf Eichmann het bevel tot hun deportatie. Eggert Reeder, rechterhand van Von Falkenhausen en bevoegd voor de militaire administratie in België, keurde de vrijstelling van deportatie voor Belgische Joden goed. Dit deed hij om de rust te verzekeren. Het betrof een klein deel Joden in België. Negentig procent van hen was geen Belg. Tot de opening van Kazerne Dossin hield men de Joden in het Fort van Breendonk gevangen.
Eind juli 1942 werd Kazerne Dossin als verzamel- en doorgangskamp ingericht. De kazerne was ideaal gelegen: centraal tussen Brussel en Antwerpen, de twee steden waar de Joden woonden. Een goederenspoorweg naast de Dossinkazerne leidde de gevangenen ongezien naar de wagons. Het kamp stond onder de leiding van SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt, ook verantwoordelijk voor het Fort van Breendonk. In 1943 nam SS-Sturmscharführer Hans Johannes Gerhard Frank de functie over met een gematigde aanpak. Een aantal Joden werd via het doorgangskamp Drancy in Frankrijk gedeporteerd.
Bij hun aankomst in de Dossinkazerne werden Joden en Roma geregistreerd en werden hun namen op de deportatielijsten geschreven. Hun goederen werden geconfisqueerd door het Duitse leger. Tijdens hun verblijf liepen de Joden het risico op mishandeling en vernederingen. Anderzijds lag een zwaar repressief regime niet voor de hand, omdat de indruk moest worden hooggehouden dat het verblijf zou uitlopen op verplichte tewerkstelling in het buitenland. Ook moesten opstanden worden vermeden. Onder Hans Johannes Gerhard Frank werd het regime daarom wat versoepeld. De werkdruk werd verlaagd en de slaapruimtes werden verwarmd. Intussen verbleven de gedetineerden ook steeds langer in de kazerne, omdat het alsmaar moeilijker werd om een konvooi met 1000 man te vullen.
De gedeporteerden werden in 28 transporten naar Auschwitz gebracht. Sommige transporten, de Coseltransporten, maakten een tussenstop 80 km voor Auschwitz. Op 19 april 1943 werd transport XX door het Belgische verzet te Boortmeerbeek tegengehouden. Hierbij konden 232 gevangenen ontsnappen, waarvan er 119 nooit meer opgepakt werden. Dit was tevens het eerste transport waarbij Joden werden vervoerd in volgestouwde goederenwagons. De gevangenen, waaronder vrouwen en kleine kinderen, moesten een aantal dagen rechtop blijven staan.
Bij de grote transporten uit 1942 werd ongeveer 65% van de gedeporteerden na aankomst onmiddellijk vergast. De anderen werden als dwangarbeiders tewerkgesteld. Door gebrek aan voedsel en hygiëne stierf ook een groot deel van hen. Vanaf 1944 werden procentueel gezien minder Joden uit België onmiddellijk vergast. Velen van hen kwamen wel om tijdens de zogenaamde dodenmarsen in 1945. Het laatste transport vertrok op 31 juli 1944. Op 4 september 1944 kwamen de laatste 520 gevangenen in de Dossin-kazerne vrij, één dag nadat de bewakers het kamp waren ontvlucht.
Konvooien
Het overzicht van de deportatietreinen vanuit Mechelen naar Auschwitz-Birkenau is als volgt:
Konvooi Datum Mannen Jongens Vrouwen Meisjes Totaal Overlevenden in 1945
Konvooi I 4 augustus 1942 545 28 402 23 998 7
Konvooi II 11 augustus 1942 460 25 488 26 999 3
Konvooi III 15 augustus 1942 380 48 522 50 1000 5
Konvooi IV 18 augustus 1942 339 133 415 112 999 0
Konvooi V 25 augustus 1942 398 88 429 81 996 27
Konvooi VI 29 augustus 1942 355 60 531 54 1000 35
Konvooi VII 1 september 1942 282 163 401 154 1000 15
Konvooi VIII 10 september 1942 390 109 404 97 1000 34
Konvooi IX 12 september 1942 408 91 401 100 1000 30
Konvooi X 15 september 1942 406 132 413 97 1048 17
Konvooi XI 26 september 1942 562 231 713 236 1742 31
Konvooi XII 10 oktober 1942 310 135 423 131 999 28
Konvooi XIII 10 oktober 1942 230 89 258 98 675 26
Konvooi XIV 24 oktober 1942 325 111 438 121 995 15
Konvooi XV 24 oktober 1942 314 30 93 39 476 26
Konvooi XVI 31 oktober 1942 686 16 93 27 822 49
Konvooi XVII 31 oktober 1942 628 45 170 32 875 37
Konvooi XVIII 15 januari 1943 361 104 416 65 946 4
Konvooi XIX 15 januari 1943 241 49 270 52 612 8
Konvooi XX 19 april 1943 506 112 655 125 1398 153
Konvooi XXI 31 juli 1943 672 103 706 71 1552 42
Konvooi XXIIA 20 september 1943 292 39 263 37 632 31
Konvooi XXIIB 20 september 1943 304 73 353 63 793 19
Konvooi XXIII 15 januari 1944 308 33 293 23 654 99
Konvooi Z2 15 januari 1944 85 91 101 74 351 15
Konvooi XXIV 4 april 1944 302 29 275 19 625 146
Konvooi XXV 19 mei 1944 236 20 230 21 507 134
Konvooi XXVI 31 juli 1944 280 15 252 16 563 186
Totaal augustus 1942 – juli 1944 10.606 2.201 10.395 2.045 25.257 1.222
Vanaf 4 september 1944, het einde van de Tweede Wereldoorlog in Mechelen, werd de Dossin-kazerne een interneringskamp van de Belgische repressie. 200 tot 300 verdachten werden eerst op de binnenkoer van het stadhuis samengebracht en nadien met vrachtwagens vervoerd naar de Dossin-kazerne (en de kazerne luitenant-generaal baron Michel, eveneens te Mechelen). Vanaf 16 september 1944 (tot juni 1947) stond de Dossin-kazerne officieel onder controle van het Ministerie van Justitie.
Op 25 november 1949 werd SS-kampcommandant Philipp Schmitt ter dood veroordeeld, en in 1950 geëxecuteerd.
In 1948 kreeg het gebouw als school voor de administratie van de Krijgsmacht zijn oorspronkelijke functie terug. In 1973 echter verhuisde dit militaire instituut, waarna Kazerne Dossin in verval raakte. In de jaren 1980 werd het complex daarom in appartementen opgedeeld en in 1989 nam ook het stadsarchief zijn intrek in het gebouw.
Toelichting op de konvooien:
Transporten XVI en XVII
Joodse arbeiders uit België die opgeroepen waren voor dwangarbeid in Noord-Frankrijk voor de Organisation Todt werden sinds juni 1942 in de Noord-Franse kampen zelf geregistreerd voor deportatie. Van 27 tot 30 oktober 1942 namen commandant Philipp Schmitt, zijn ondergeschikte Karl Meinshausen en andere SS’ers drie Joodse medewerkers van de Aufnahme van Kazerne Dossin mee naar deze verschillende kampen:
Per uitzondering gingen deze Joodse gedeporteerden niet langs de Dossinkazerne. Hun trein kwam rechtstreeks uit Frankrijk en hield halt in het station van Muizen. In Muizen, een randgemeente van Mechelen, verlieten de werknemers van Aufnahme het konvooi en keerden met de SS’ers terug naar het kamp. De trein bleef enkele uren staan in Muizen terwijl Joden, die voor dit konvooi opgegeven waren in het SS-Sammellager, werden gedwongen om aan boord van de treinwagons te gaan tot het konvooi volledig was. Het vertrek vond plaats op 31 oktober 1942, heel vroeg in de ochtend
Transport XX
In verzamelkamp Dossin begonnen enkele Joodse partizanen uit Brussel hun ontsnappingspoging uit de deportatietrein voor te bereiden. Ze probeerden bij dezelfde treinwagons ingedeeld te raken, liefst omringd door gedeporteerden die hun sprong naar de vrijheid niet zouden beletten of die mee wilden ontsnappen. Daartoe wisselden ze hun identificatieplaatjes uit en veranderden ze hun registratienummers op de Transportliste. De Joodse secretaresse die de lijsten moest uittypen, stemde er op hun vraag mee in om enkele pagina’s van het document te vervalsen. Hierdoor stemmen de interneringsdata van verschillende gedeporteerden niet overeen met de dag van hun aankomst in het SS-verzamelkamp.
Z-transport (“Z” voor zigeuners, d.w.z. Roma en Sinti)
Het originele Duitse document bevat de namen van 351 Roma en Sinti die op 15 januari 1944 werden gedeporteerd uit de Dossinkazerne.
Terwijl Joodse gevangenen door Joods secretariaatspersoneel van de Aufnahme op de deportatielijst werden geregistreerd, verliep dit anders voor Roma en Sinti. Uitzonderlijk werden twee Kripo-medewerkers en twee typisten op bepaalde dagen speciaal naar Mechelen gestuurd om deze lijst op te maken. Bijgevolg komen de data vermeld op deze deportatielijst niet systematisch overeen met de aankomstdag van de Roma en Sinti in het kamp in Mechelen. De data op de lijst liggen tussen 5 november 1943 en 12 januari 1944. Voor 35 van de eerste 36 geregistreerde personen wordt geen datum vermeld
Extra informatie
De lijsten werden per transport uitgetypt, de nummers van de gedeporteerden staan in volgorde van aankomst bij de Aufnahme, het registratiekantoor in de Dossinkazerne. De bladzijden werden rechtsboven genummerd. Na de oorlog gebruikte het ministerie van wederopbouw en repatriëring de originele Transportliste om het lot van gedeporteerden uit de Dossinkazerne te achterhalen. De ambtenaren van deze dienst brachten talrijke handgeschreven aantekeningen op deze documenten aan. Gegevens zoals familienamen, voornamen, geboorteplaats en -datum werden gecorrigeerd. Vaak zijn er namen of adressen van echtgenoten/s toegevoegd.
“V”, “X” of “●” geven aan dat de naam is gecontroleerd.
Er werd informatie toegevoegd aan de lijsten als de gedeporteerde uit de trein is gesprongen. Vluchtelingen worden op verschillende manieren aangegeven: “évadé” [ontsnapt], “sauté du train” [uit de trein gesprongen”]. Ambtenaren gaven ook vaak aan of de vluchteling neergeschoten of opnieuw gearresteerd was en, indien ja, met welk transport hij gedeporteerd was.
Er werd informatie toegevoegd aan de lijsten wanneer de repatriëring van de gedeporteerde was vastgesteld. Bij de namen van repatrianten staat een “P” [waarschijnlijk: Présent], een “R” [Rapatrié] of, zeldzamer, “vivant” [in leven] vermeld. De deportatielijsten van transport IV en speciale transporten zijn verloren gegaan. Deze documenten waren in het Frans opgesteld en zijn gereconstrueerd op basis van het SD-dossier. Ze zien er helemaal anders uit dan de originele documenten. Op de deportatielijsten van Z-transporten naar Bergen-Belsen en E-transporten naar Vittel is de nummering inconsistent.
Transport IV
Sommige gegevens die gewoonlijk op de originele lijsten stonden, zijn niet overgenomen op het duplicaat dat na de oorlog is gemaakt: de registratiedatum op de lijst, de vermelding van het Arbeitseinsatzbefehl, het beroep …
Z-transport naar Buchenwald en Ravensbrück
Dit is het eerste Sondertransport [speciaal transport] dat verzamelkamp Dossin verliet. De 64 vrouwen en kinderen werden in Ravensbrück van de trein gehaald. De 68 mannen werden naar Buchenwald gedeporteerd. De betekenis van de letter “Z” is onbekend.
Transport Z naar Bergen-Belsen
Veertien Joods-Hongaarse gedeporteerden op dit Sondertransport [speciaal transport] werden naar Bergen-Belsen gestuurd.
E-transporten naar Vittel
“E” staat voor Entscheidung [beslissing], wat betekent dat de Joden aan boord werden overgebracht naar interneringskamp Vittel, vanwege hun specifieke nationaliteiten (Amerikaans, Brits, Zwitsers, Haïtiaans, Boliviaans, …).
Op de lijsten van E-transporten naar Vittel werden mensen niet geïdentificeerd aan de hand van nummers.