Schoolfilms

Wie herinnert zich nog de film in de klas of zelfs de oude schoolbioscoop? De functie en het uiterlijk van de onderwijsfilm zijn de afgelopen eeuw sterk veranderd. De eerste decennia waren onderwijsfilms vooral informatief. Er werd gekozen voor veilige onderwerpen. Van de eerste paardentram naar Overschie tot een verslag van een schoolreis. Vanaf de jaren 50 werden onderwijsfilms steeds meer gemaakt om het lesprogramma te ondersteunen. Er werden ook acteurs ingezet om gebeurtenissen na te spelen. 

 

Filmfabriek Hollandia en de schoolfilm

Op 8 november 1912 werd in de Friso Bioscoop in Leeuwarden de eerste Nederlandse schoolfilm gepresenteerd: Ontginning van woesten grond door de Nederlandsche Heidemaatschappij op het landgoed 'de Utrecht' te Hilvarenbeek.

Kinematograaf Pathé Frères produceerde deze film, die opent met beelden van Brabantse plaggenstekers en eindigt met opnamen waarin nieuwe dennen worden aangeplant. Elke stap in de ontginning van het landgoed werd zeer uitvoerig in beeld gebracht – helaas niet altijd even scherp – om onderwijzers tijdens de voorstelling genoeg tijd te geven de beelden toe te lichten. Na deze ‘heidefilm’ werden vijf andere - buitenlandse - korte films vertoond: films over het onderscheid tussen water en ijs, twee nachtegalen die een jonge koekoek grootbrengen, een duiker, een aantal ontsnapte apen en tot slot de Pathéfilm Roodkapje.

De oorsprong van Filmfabriek Hollandia

Een paar jaar later - in 1916 - verklaarde de Haarlemse filmproducent Maurits H. Binger in een interview dat hij zijn Filmfabriek Hollandia had opgericht naar aanleiding van de discussies over het bioscoopbezoek van kinderen. Rond 1912 was de 'bioscope-quaestie' ontbrand tussen voor- en tegenstanders van de film. Enkelen pleitten voor een totaal verbod, andere zagen juist mogelijkheden voor de film op het gebied van scholing en voorlichting. Voor Binger was deze laatste gedachte aanleiding een eigen filmmaatschappij op te richten die zich onder andere zou richten op het produceren van films voor het onderwijs.

In mei 1912 had Binger twee filmbedrijven opgericht: de Maatschappij voor Wetenschappelijke Cinematografie en de Maatschappij voor Artistieke Cinematografie. Hij was gedelegeerd commissaris van beide bedrijven en de grote man achter de schermen, zowel financieel als artistiek. Later gingen beide maatschappijen op in Filmfabriek Hollandia, de belangrijkste producent van lange speelfilms in de jaren tien.

In de eerste jaren was vooral de documentaireafdeling zeer actief. Er werden veel korte films gemaakt, onder meer over het Amsterdamse en Rotterdamse havenbedrijf, de Volendamse visserij en de bouw van een pontonbrug over de Rijn bij Alphen aan de Rijn. Films die uitermate geschikt werden bevonden voor schoolkinderen en regelmatig tijdens schoolvoorstellingen werden vertoond.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog vormden korte documentaires het grootste deel van Hollandia’s productie.

Een goed voorbeeld doet volgen

In navolging van Filmfabriek Hollandia begonnen ook andere Nederlandse producenten met het maken van schoolfilms. De belangrijkste waren Willy Mullens’ maatschappij Haghe Film – die in 1917 de beroemde film Het leven der bijen vervaardigde – en de uit Hollandia voortgekomen Haarlemse Filmfabriek Polygoon. Vanaf begin jaren twintig produceerde Polygoon speciaal voor de schoolbioscopen een aantal lange documentaires. Het overgrote deel van de in Nederland vertoonde  schoolfilms bleef evenwel van buitenlandse makelij.